In een Zwitsers magazine vond ik recent hoe we gekomen zijn tot het uiterlijk van de Franches-Montagnes zoals we die vandaag kennen.
Sta me toe om dit eventjes te resumeren…
Het ras is polyvalent en staat symbool als één van de laatste Europese rassen van het lichte trekpaard.
Tijdens zijn geschiedenis heeft dit paard zich moeten aanpassen aan de noden van de verschillende historische tijdperken.
Heel in het begin ontstond in de Jura een kruising van de rustieke lokale trekpaarden met bepaalde warmbloedhengsten om een stevig paard te produceren voor de cavalerie.
Maar aan de vooravond van de tweede Wereldoorlog had men paarden nodig in de landbouw en was het nodig om terug rustiek zwaar bloed in te voeren.
Maar naderhand kreeg men hoe langer hoe meer zin om een paard te creëren dat voldeed aan de paardensport en meer dan ooit gericht was op het recreatieve aspect, dus bereden en aangespannen.
Vanaf de jaren 50 haalde men vreemd bloed binnen. Het zijn ook enkel en alleen de kruisingen na 01-01-1950 die in beschouwing genomen worden om het percentage vreemd bloed te berekenen dat op hun stamboom terecht komt.
Men kruiste eerst met Arabische volbloeden, met de Shagya Arabieren, maar het is voornamelijk de hengst DOKTRYNER die een nieuwe lijn gegeven heeft (DON).
In de jaren 80 ging men kruisen met Zweedse warmbloedpaarden (de lijnen L en P), en in de 90-er jaren werd er gekruist met de Selle Français (de lijnen N en Q) .
Vanaf 1997 werd het stamboek gesloten voor nieuw vreemd bloed.
Een nieuwe studie heeft geleid tot het evalueren en berekenen van het percentage vreemd bloed dat de morfologie van de Franches-Montagnes gewijzigd heeft en hoe die tendenzen evolueren sinds het sluiten van het stamboek.
Het verloop van deze studie
309 foto’s van hengsten geboren tussen 1940 en 2014 werden geanalyseerd.
De contour van de hengsten werd getekend met behulp van een computerprogramma (‘horse space shape’) en de specifieke hoeken van hals, nek, schouder, rug, kruis, knie, schenkel en stand van voor-en achtervoeten, werden gemeten en nadien op een visuele schaal voorgesteld.
Deze schaal werd ondergebracht in een statistisch model die het verband evalueerde tussen de maten, het percentage vreemd bloed en het geboortejaar van de hengsten.
De bestudeerde hengsten werden nadien onderverdeeld in 6 groepen.
De hengst die het best het gemiddelde profiel had van die 309 foto’s was EVERTON.
Hij werd gebruikt als referentiefoto om de 6 groepen te kunnen op voorstellen.
Sinds de jaren 60 zag men een ernstige toename van vreemd bloed en dit hield aan tot 1997.
De schaal die het best het zware type van het lichte differencieert is meestal gekoppeld aan het percentage vreemd bloed.
Dit percentage vreemd bloed heeft een duidelijke weerslag op hals, hoek kogel vooraan en de hoek van het kruis.
Het geboortejaar van deze hengsten is dan weer bepalend voor alle genomen maten.
De hoek van de schouder, van de knie, van de schenkel en de kogel achteraan is dan weer geheel onafhankelijk van het geboortejaar van de hengsten of van het percentage vreemd bloed.
In ieder geval heeft dit alles geleid tot een type paard dat veel lichter is op vlak van hals, hoofd, kaken, de vorm van de schoft en de meer diepere broek (kruis).
Conclusie:
De hengstenpopulatie van de Franches-Montagnes is meer en meer verfijnd geworden om een paard te creëren dat bestemd is voor de paardensport. Het geboortejaar heeft eerder een invloed op de morfologie van de hengsten, dan het percentage vreemd bloed.
Hierbij mogen we niet vergeten dat de selectie in de hengstenstations zeer belangrijk is, doordat die vooral gericht is om een type paard te produceren dat eerder de sportieve richting uitgaat.
De vraag voor ons blijft dan…. Wat wil de doorsnee paardenliefhebber/recreant?
Wil hij een fijn, elegant, sierlijk sportpaard met redelijk wat bloed?
Of verkiest hij een meer recreatiever, veilig paard met iets minder bloed?
Is de Zwitserse fokkerij op de juiste weg? Immers de Franches-Montagnes blijft het recreatiepaard bij uitstek.